Pannenbakkerijen langs de Oude Rijn

Familie Kloot

Laat ik dit verhaal beginnen met Matthijs Kloot. Ook al kan ik net zo goed iemand anders, die in dit verhaal naar voren komt, als uitgangspunt nemen. Bijvoorbeeld iemand uit de geslachten Vergunst of Meurs uit Alphen, Aarlanderveen en Oudshoorn.

Maar beginnen met Matthijs Kloot is wel zo aardig, want toen hij in 1767 in Schoonhoven werd geboren wees niets erop dat hij pannenbakker zou worden. Sterker nog: hij was al jong aangetrokken tot de muziek. Hij was nog maar 19 jaar oud, toen hij organist werd in de Nederlands Hervormde kerk van Oudshoorn. Hoe hij in Oudshoorn terecht kwam, is niet bekend. Wel dat hij in het begin als organist een jaarsalaris had van 130 gulden.

Hij bespeelde meer dan 20 jaar het orgel in die kerk. Een aantal jaren was hij daarnaast ook kerkmeester. Een kerkmeester had financiële en onderhoudstaken binnen de kerk. Het was een functie naast die van dominee en koster.

In 1791 woont Matthijs aan de weg van de ’s-Molenaarsbrug (in Oudshoorn) naar Woubrugge, waarschijnlijk in huis bij Cornelis Leliveld. Langs die weg aan de westkant van de Heimanswetering staat in die tijd ook een tweetal pannenfabrieken, waarvan de stichting terug gaat tot de eerste helft van de 17e eeuw. Mogelijk was Matthijs – naast zijn werk als organist – ook in dienst bij een van deze fabrieken.

In 1792 trouwt hij in Oudshoorn met Geertje Vergunst, de dochter van Jan Daniëls Vergunst en Aaltje Maartensdr Meurs. De families Vergunst en Meurs waren beide pannenbakkergeslachten. Via huwelijken en eigendommen zijn deze families in die tijd nauw aan elkaar verwant.

Matthijs en Geertje krijgen twee dochters, maar een week na de geboorte van de tweede overlijdt Geertje in het vroege voorjaar van 1793, 21 jaar oud. Het (jongste) dochtertje overlijdt op haar 4e.

Situatietekening van de zuidelijke pannenbakkerij aan de westkant van de Heimanswetering

Situatietekening van de zuidelijke pannenbakkerij aan de westkant van de Heimanswetering omstreeks het eerste kwart van de 19e eeuw. In het midden is duidelijk de kleistaat te zien.

In 1798 hertrouwt Matthijs met Marijtje Meurs. Zij is de dochter van Hermen Meurs en Geertje Kalkoven. Marijtje had dezelfde overgrootouders van vaders kant als Matthijs’ eerste vrouw van moeders kant had. Matthijs en Marijtje krijgen 8 kinderen, waarvan er 5 op jonge leeftijd overlijden.

Marijtjes vader, Hermen Meurs, is samen met zijn broer Pieter eigenaar van de zuidelijkste van de twee pannenfabrieken ten westen van de Heimanswetering.

In 1806 koopt Matthijs van zijn aanbehuwd tante Trijntje van der Hut, dan weduwe van Pieter Meurs, de helft van de pannenfabriek. In 1808 koopt hij de andere helft van zijn schoonmoeder, die dan ook weduwe is.

Van de zonen van Matthijs heeft slechts één zoon de volwassen leeftijd bereikt. Dat was de in 1804 geboren Hermanus (vernoemd naar zijn opa). Deze nam in 1827 de pannenbakkerij van zijn vader over. Hermanus was toen al getrouwd met Trijntje van Dam, met wie hij 8 kinderen kreeg, waarvan er 7 voor hun eerste levensjaar overleden. Trijntje overleed in 1850 en zo’n 1,5 jaar later hertrouwde Hermanus met Hendrica Johanna Meijburg. Hendrica Johanna was 25 jaar jonger dan Hermanus en met haar kreeg hij nog eens 8 kinderen. Zij hebben alle 8 wel de volwassen leeftijd bereikt.

Hermanus kocht in 1855 van de familie Van Rijn ook de noordelijker gelegen pannenbakkerij aan de westkant van de Heimanswetering. In 1867 kocht hij de tussen de pannenbakkerijen gelegen kalkbranderij, die hij het jaar erop liet afbreken. In 1875 (of eerder) begon hij er een leerlooierij.

Alle activiteiten voerde Hermanus uit in samenwerking met zijn zoons. Daartoe werden verschillende firma’s in het leven geroepen: de pannenbakkerij “van Rijn en Kloot”, pannen- en tegelfabriek “H. Kloot & Co.” en de leerlooierij “H. Kloot en Zoon”. Na het overlijden van Hermanus in 1889, werden de bedrijven voortgezet door de broers Matthijs (1852-1908), Hermanus Hendrikus (1855-1942) en Hendrikus Johannes (1869-1911).

Deel van een kwitantie uit 1880

Deel van een kwitantie uit 1880

In 1901 dienden de kinderen van Hermanus Kloot en Hendrica Johanna Meijburg en een, inmiddels meerderjarige kleinzoon, een verzoek in tot wijziging van de geslachtsnaam Kloot in Van der Kloot Meijburg. Bij Koninklijk Besluit van 18 maart 1902 werd dit verzoek toegestaan voor de aanvragers en, voorzover het de mannelijke aanvragers betrof, hun wettige nakomelingen.

Heimanswetering met de pannenbakkerijen van Kloot (links) en Van Oort (rechts)

Heimanswetering met de pannenbakkerijen van Kloot (links) en van Van Oordt (rechts)

Na het overlijden van Matthijs zonder overlevende kinderen en het ongehuwd overlijden van Hendrikus Johannes, kwamen de leerlooierij en pannenbakkerijen in handen van Hermanus Hendrikus. De pannenbakkerijen werden samengevoegd. Zijn dochter Hendrika Johanna van der Kloot Meijburg was als laatste lid van de familie bij de bedrijven betrokken als eigenaresse. De pannenbakkerij werd in de loop van de jaren zestig van de twintigste eeuw overgenomen door de firma Van Oordt & Co, die een pannenbakkerij aan de oostkant van de Heimanswetering had. De opstallen werden in de jaren daarna afgebroken. Met de afbraak kwam er een einde aan een geschiedenis van meer dan drie eeuwen pannenbakkerijen op deze plaats.

Kadastrale kaart van het fabriekscomplex van Van der Kloot Meijburg aan de Heimanswetering te Oudshoorn in 1956

Kadastrale kaart van het fabriekscomplex van Van der Kloot Meijburg aan de Heimanswetering te Oudshoorn in 1956

Familie Meurs

De zuidelijk gelegen pannenbakkerij aan de westzijde van de Heimanswetering wordt voor het eerst genoemd in 1630. Het bedrijf was toen eigendom van Pouls Jans van Coolhoven en Christophell van Nieuwenhoven. Na een aantal opeenvolgende eigendomsoverdrachten, kwam het bedrijf rond 1640 in handen van Abraham Fransz Meurs. Het bedrijf bleef vervolgens meer dan anderhalve eeuw in deze familie. Na Cornelis Meurs, Hendrick Abrahamsz Meurs en Pieter Cornelisz Meurs werd in 1733 Cornelis Pietersz Meurs eigenaar. Zijn zoons Pieter en Hermen waren de laatste generatie Meurs die de pannenbakkerij in eigendom hadden. Zoals hiervoor beschreven verkochten hun weduwen de pannenfabriek aan (schoonzoon) Matthijs Kloot.

Iets van de techniek van het pannenbakken uit die tijd is bekend als gevolg van een bezoek van de Duitse jurist Friedrich August Alexander Eversmann in 1783 gedurende zes weken aan Nederland. Zijn taak was het verzamelen van kennis ten voordele van de Pruisische nijverheid.

Legen van een pannenoven.

Het legen, ofwel uitpakken, van een pannenoven. De foto is gemaakt in de pannenbakkerij van Van Oordt aan de oostkant van de Heimanswetering. De man op de foto is Joop Hoogeveen (coll. SARM).

Eversmann hoorde dat hij voor dakpannen aan de Oude Rijn moest zijn. Zo kwam hij in Oudshoorn terecht, onder meer bij de oven van Harmen Meurs. De fabriek gebruikte al een kleimolen. Een as met zes messen in een kastje werd door een paard rondgedraaid. Een arbeider voerde de verse klei aan en een vrouw ving aan de onderkant de afgesneden stukken op. Een vormer maakte met een wilgenhouten mal de dakpannen, 2100 per dag. Zo kwam het drooghuis vol. De gesloten oven was voor 20.000 dakpannen ontworpen. Het vullen duurde 10 uur, branden 34 uur en het leegmaken een kleine dag. In het dak van de oven zaten 60 trekgaten, die met vloertegels afgedekt konden worden, waarmee men de temperatuur regelde. Voor die 20.000 pannen waren 14.000 turven nodig. Gewoonlijk werd er iedere 8 dagen een stoking gedaan.

Eversmann schreef en maakte tekeningen, die als gravures in een boek kwamen. Zijn boek “Technologischer Bemerkungen auf einer Reise durch Holland” kwam in 1792 uit.

In Koudekerk en later in Alphen was een andere tak van de familie Meurs actief met de pannenbakkerij. De in Koudekerk wonende Jan Gerritsz Meurs huurde voor 390 gulden per jaar in de Hoogewaard aan de Lage Rijdijk in Koudekerk een pannenbakkerij, waarvan het huurcontract afliep op 6 maart 1719. Jan kocht in 1720 van de Alphense schout Adriaan Rosenboom en zijn zuster Anna voor 1.840 gulden een stuk land. Meerten Pietersz Meurs (Jan had geen zoons, Meerten was een verre achterneef) liet op het perceel land tussen 1720 en 1725 een pannenbakkerij bouwen. (Meerten Pieters was in 1725 nog maar 18 jaar oud, dus dit lijkt niet erg waarschijnlijk). Pieter Meurs, de zoon van Maerten Pietersz, wordt in 1785 als eigenaar genoemd en na het overlijden van diens weduwe, Geertje Stortenbeker, werd de onverdeelde helft van het bedrijf in 1795 getaxeerd en gewaardeerd op 4.250 gulden. De executeurs-testamentair van Geertje verkochten de pannenbakkerij met huis, erf, twee kampen land en een arbeidershuis in 1797 aan Johannes Elisa Goetzee voor 13.650 gulden. Later, in de 19e en de 20e eeuw zou deze pannenbakkerij bekend staan als “de firma Oosthoek”.

Een derde tak van de familie Meurs, die actief was in de pannenindustrie vinden we in onderstaand citaat uit een artikel op www.joostdevree .nl:

De ‘Van Sillevold’ pannenbakkerij

Op 22 december 1712 wordt op last van het gerecht van de heerlijkheid Oegstgeest beslag gelegd op “de steenaarden, sijnde in ’t land bij ’t Valkenburger Veer, toebehorende Cornelis Meurs tot so lange toe de voornoemde Cornelis Meurs sal hebben gestelt cautie voor’t wel toemaecken en voor de ordinaire en extra ordinaire verponding”. Waarschijnlijk floreert zijn pannenbakkerij niet. Blijkens het kohier van het familiegeld over 1715 hoeft Meurs niets te betalen. Zijn verklaring “Ick ondergeschreven segge onmacht te sijn; hier niet aan te kunnen geven”, zegt genoeg. Cornelis Meurs staat al in het oudste kohier van de omslag van de dorpskerven van 1703 als pannenbakker. In 1719 worden de kinderen van Cornelis Meurs aangeslagen, die kort daarna de pannenbakkerij van de hand doen.

De nieuwe eigenaar, vanaf 1720 vermeld in de kohieren, is Barend Vergunst. Schout en schepenen verlenen hem op 15 augustus 1722 consent om de steenaarde in het land behorend bij de pannenbakkerij gelegen bij ’t Valkenburger Veer, voor zover nog aanwezig, te mogen uitaarden. In de rekeningen van de ontvanger van de ordinaris verponding wordt van 1734 tot en met 1760 jaarlijks een post geboekt op naam van “Daniël en Barend Vergunst van haar Pannebackerije”. Waarschijnlijk vormt de pannenbakkerij al die jaren een soort familiebedrijf, want vanaf 1727 wordt in andere bronnen ook ene Gijsbert Vergunst vermeld.

In 1742, bij de personele quotisatie, wordt bij huis nr. 118 Gijsbert Vergunst, pannenbakker, genoemd, maar in 1748 staan Gijsbert en zijn vrouw Elsie van Luijn voor de hoofdelijke omslag te boek voor huis nr. 117, Daniël en Barend Vergunst voor de pannenbakkerij, nr. 118. Na die tijd komt alleen Gijsbert nog voor in andere Oegstgeester bronnen dan de verpondingsrekeningen, steeds vermeld als pannenbakker. Gijsbert Vergunst is rond 1756 uit Oegstgeest vertrokken.

Familie Vergunst

In het hiervoor weergegeven tekstfragment komen we al een aantal leden van de familie Vergunst tegen als eigenaar van een pannenbakkerij.

Wie in de oude rechterlijke archieven van de diverse plaatsen langs de Oude Rijn kijkt, komt daarin erg vaak de naam Vergunst tegen. Vaak betreft het de koop of verkoop van stukken land en gebouwen. Bij nadere bestudering blijkt er een patroon in die koopactiviteiten te zitten. De stukken land liggen allemaal in de omgeving van de Oude Rijn en worden een aantal jaren na de koop weer verkocht.

Het ging de familie Vergunst niet zozeer om het bezit zelf, als wel om de rivierklei die daar aanwezig was. Die rivierklei dateerde uit de tijd dat de Oude Rijn nog de hoofdtak was van de (grote) Rijn, voordat die rivier in 1122 bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd. Die klei was van de fijne kwaliteit die nodig is voor het maken van dakpannen. In de jaren dat een perceel in eigendom was bij de familie, werd de klei afgegraven en afgevoerd. Daarna kon het perceel weer verkocht worden. Ter illustratie het volgende (uit het Leids Jaarboekje 1913, artikel W.A. Beelaerts “Bijdrage voor de geschiedenis van het huis Berendrecht onder Aarlanderveen en deszelfs bezitters”).

In augustus 1767 kochten Barend en zijn broer Daniël Vergunst voor ƒ 16.000,- het van ouds adelijk Huis, genaamd Beerendrecht, gelegen aan de Lage Zijde van de Rijn onder Aarlanderveen in de Kortsteekter polder. Zij waren de laatste eigenaars van het Huis. Ze zijn blijkbaar tot aankoop overgegaan om zaken met de grond te doen; ze hadden hun zinnen niet zo zeer gezet op het slecht onderhouden buitenhuis, maar op de rijke ondergrond. Zij kwamen 10 oktober 1767 overeen, dat Barend voor gezamenlijke rekening de leenen zoude verheffen, hetgeen 28 oktober 1767 geschiedde. Bij Barend’s overlijden in september 1775 ontstonden echter moeilijkheden. Op de een of andere wijze moet Barend ook eigenaar van Daniëls aandeel zijn geworden en heeft vervolgens bij testament het geheel vermaakt aan zijn vrouw. “Zijn weduwe kon echter de beleening niet erlangen, daar haar man geen octrooi had gevraagd om te testeeren, zoodat zijne eenige dochter (Barbara) naar leenrecht zijne erfgename was. Daniël Vergunst werd intusschen kort voor 1 september 1776 door koop van Barends weduwe eigenaar”.

De verkoop van 1767 is voor dit huis Beerendrecht noodlottig geweest: het huis werd geslecht, de bomen gerooid en de grond grotendeels afgekleid voor de dakpannen- en steenbakkerij. Ook als leen hield Berendrecht op te bestaan. Bij resolutie van de Ridderschap dd. 3 juli 1778 werd goedgekeurd dat dit leen van de leenplicht zou worden ontslagen tegen opdracht van 18 morgen land, eveneens in de Corsteekter polder onder Aarlanderveen gelegen, waarmede Daniël Vergunst in 1780 inderdaad werd beleend.

afvoeren klei-aarde

Met kiepkarren werd de klei-aarde van het land naar de Oude Rijn gebracht waar het per schip naar de pannenfabriek vervoerd werd (coll. SARM).

De meeste bemoeienissen van de familie Vergunst met percelen langs de Oude Rijn verliepen minder desastreus. Maar altijd werd het land “afgekleid” doorverkocht. Een andere aanduiding voor deze activiteit was “het uitaarden van steenaarde”.

Voor het maken van dakpannen was niet alleen klei nodig, maar ook turf. Het werd gebruikt als brandstof in de ovens voor het bakken van de dakpannen. Turf is gedroogd veen en veen was in deze omgeving ook ruim voorradig in de bodem. Maar voor het verhandelen van turf moest belasting worden betaald en daar hadden de ondernemers Vergunst niet altijd zoveel zin in. Zo blijkt uit het volgende protocol uit 1692 uit Leiden:

Twee personen getuigen betreffende het lossen van turf uit het schip van Tackje Does ten behoeve van de pannenbakkerij van Daniël Vergunst zonder deugdelijke bepaling van de hoeveelheid.

Requisitoir Gerrit van Aelswijk, importmeester.

Naast de aanwezigheid van goede klei en veen was er in deze regio nog een derde gunstige factor aanwezig voor de productie van dakpannen. Dat was de aanwezigheid van goed bevaarbare waterwegen naar alle windrichtingen. Het transport over land stelde in die tijd nog niet erg veel voor en het transport over water was dus essentieel voor de aanvoer van de grondstoffen (klei en turf) en de afvoer van de pannen.

In relatie tot pannenbakkerijen worden leden van de familie Vergunst in de loop van de 17e, 18e e 19e eeuw genoemd in meerdere plaatsen langs de Oude Rijn van Valkenburg tot Alphen.

Er is geen overzicht bekend van de pannenbakkerijen die in de loop van de tijd in bezit waren van leden van de familie Vergunst. In het menu-item “Grote namen” staat (o.m.) de leden van de familie Vergunst, die eigenaar waren van een pannenbakkerij.

Pannenbakkerijen Alphen aan den Rijn

Kaartje met de ligging van de eens in en rond het huidige Alphen aan den Rijn gelegen pannenbakkerijen, kalkbranderijen en steenplaatsen (naar een kaartje van W. M. C. Regt; uit De Viersprong, 24e jaargang nr. 90, februari 2007)