Aantekeningen |
- Uit De Viersprong, 24e jaargang nr. 91, mei 2007
De Raadhuisstraat en zijn bewoners XVI
door G. P. van Muijen
Raadhuisstraat nrs. 271 en 273
Vervolg van het verhaal bij Jacobus van den Bergh (geb. ca. 1794).
J. J. M. Richelle koopt de panden Raadhuisstraat 271 en 273 in 1870 van Catharina Kommer, weduwe van Jacobus van den Bergh.
De kadastrale legger geeft aan dat J.J.M. Richelle de door hem verkregen panden in 1871 'in vereniging herbouwde'. Daarbij werden de drie kadastrale nummers veranderd in C1571 en C1572, wat duidt op twee panden. Het is aannemelijk dat er een flinke verbouwing plaatsvond, immers het grote huis moest geschikt worden gemaakt voor een dokterspraktijk. Verwijzende naar de mededeling van L.D. Le Grand, werd het kleine huis aan de straatzijde ingericht als koetshuis met stalling en aan de Rijnzijde geschikt gemaakt als koetsierswoning. Het was in die tijd heel gebruikelijk dat een arts over een koets, paard en koetsier beschikte. Ongetwijfeld zal ook J.J.M. Richelle voor zijn uitgebreide praktijk dergelijk gerij hebben gehad.
Denkbaar is dat hij vóór zijn vestiging ervaring opdeed in de praktijk van zijn vader, de geneesheer en heel- en vroedmeester Johannes Matthias Richelle (thans Raadhuisstraat nr. 255), en/of diens patiënten overnam. Vader Richelle was in 1801 te Uden geboren en moet vóór 1835 naar Aarlanderveen gekomen zijn; hij was getrouwd met Maria Janssen en overleed in 1878.
Naast zijn gewone praktijk was J.J.M. Richelle aan de Lage Zijde gemeentelijk geneeskundige, ook wel 'armendokter' genoemd. Op 20 juli 1870 werd hij in die functie aangesteld voor een proefperiode van 15 juli tot medio december 1870. Op 13 december volgde zijn vaste aanstelling voor het dienstjaar 1871 tegen een vergoeding van ƒ 450. Hetzelfde overkwam dokter J.A. de Boer voor Aarlanderveen-Dorp, zij het tegen een lagere jaarlijkse bezoldiging van ƒ 300. Wellicht woonden in het dorp minder armen. Ieder jaar kregen de artsen een nieuwe aanstelling en werd het traktement opnieuw vastgesteld. Dat was niet altijd vanzelfsprekend, zoals uit de raadsverslagen van eind negentiende eeuw blijkt: wegens vertrek van de arts J.A. de Boer uit het dorp werd per 1 januari 1870 aldaar J.J.M. Richelle als waarnemer benoemd tegen een jaarlijkse vergoeding van ƒ 450. Vanaf 1 januari 1889 volgde de benoeming van dokter J.E. Alberts als armendokter in Aarlanderveen-Dorp, ook tegen een bezoldiging van ƒ 450 per jaar, maar deze wilde vanaf 1 april 1889 ƒ 800 per jaar verdienen. Tegenover dokter Richelle kon dat natuurlijk niet en de gemeente adviseerde Alberts eervol ontslag aan te vragen, wat deze ook deed. Richelle zette de waarneming voort. Dit duurde tot 5 april 1893, toen de uit Oude Tonge afkomstige arts P. Maats tegen een traktement van ƒ 450 voor de armenzorg in het dorp werd benoemd. Enkele maanden uitgezonderd, had dokter Richelle dus dertien jaar in de gehele gemeente Aarlanderveen als armendokter dienst gedaan.
J.J.M. Richelle overleed plotseling op 15 oktober 1899. Zijn echtgenote, de te Amsterdam geboren Johanna Cornelia van Bakel, bracht zeven maanden later met de verdere erfgenamen het kapitale huis (nu nr. 273) ter veiling. Een week later werd het pand toegewezen aan de Alphense zeilmaker Barend Cornelis Schouten voor de som van ƒ 6.200. Mevrouw Richelle ging kleiner wonen en vestigde zich in het aangrenzende pand nr. 271. Hiermee eindigde de periode dat de beide panden in één hand waren.
De weduwe Richelle-van Bakel verkocht in 1913 ook het voormalige koetshuis (Raadhuisstraat 271) aan haar oudste zoon C.J.M. Richelle en J.E. Engelberts, ieder voor de helft.13 Wat de relatie tussen beiden was, is niet duidelijk. Wat de aanleiding tot deze verkoop was, is ook niet met zekerheid vast te stellen. Het overlijden van de weduwe in Aarlanderveen is niet gevonden. Aangenomen wordt dat z: introk bij een van haar uitgezworven kinderen of terug is gegaan naar haar geboorteplaats, Amsterdam.
(H.G.: De weduwe Richelle - van Brakel overleed al in 1911 in Nijmegen. De verkoop in 1913 zal dus haar erfenis betreffen. Met C.J.M. Richelle zal haar oudste dochter, dus niet zoon, bedoeld zijn. Mogelijk moet J.E. Engelberts zijn: J.F. Engelhardt, de echtgenoot van de tweede dochter B.M.F. Richelle.)
Voor het vervolg van de beschrijving van Raadhuisstraat 273, zie bij Barend Cornelis Schouten, geb. ca. 1840.
|