- Streekarchief Rijnlands Midden:
Burgerlijke stand - overlijden Alphen aan den Rijn 1921-1925:
inventarisnummer 2847
aktenummer 135
naam Dirk Boot (zoon) (63 jaar, scheepsbouwmeester, geboren te Alphen, wonende te Alphen aan den Rijn)
aktedatum 18-07-1922
overlijdensdatum 17-07-1922 om 00:30 uur te Alphen aan den Rijn, Stationsstraat nr. 5
vader Philippus Boot (overleden)
moeder Grietje Hoogeveen (overleden)
overlevende echtgeno(o)t(e) Gerrarda Jongeneel
aangever Johan Göbel, 55 jaar, koster, Alphen aan den Rijn
2e aangever Cornelis Verruijt, 63 jaar, zadelmaker, Alphen aan den Rijn
Begraven op de Oosterbegraafplaats, grafnr. A-1/0017.
|
Aantekeningen |
- Bij de familiefoto:
Dirk Boot en Gerrarda Jongeneel temidden van hun kinderen in 1907, toen sommigen reeds in het bedrijf werkten, anderen naar school gingen en de jongsten nog in de kinderschoenen stonden. Op de achterste rij v.l.n.r. Philippus (1884), Pieter (1892), vader Dirk (1859), Gerrit (1889), Jacobus (1887) en Johannes (1886). Op de voorste rij v.l.n.r. Willem (1896), Grietje Wilhelmina (1894), Gerrardus (1901), moeder Gerrarda (1861), Gerritje Ingetje (1904) en Dirk Jr (1898)
-----------
Dirk is van 1880 tot 1887 eigenaar van een schaapswerf te Zoeterwoude-Rijndijk, nabij het café "Ik leer nog".
Op 06-11-1887 neemt hij van zijn vader de werf "De Vooruitgang" in de Steekt bij Gouwsuis te Alphen over. In 1908 koopt hij van D. Mijs de bestaande scheepswerf de Industrie in de kom van de gemeente Alphen.
-----------
Uit het artikel "De scheepswerven en motorenfabriek van Boot" van L.L. Louwerse en P. Leeflang in De Viersprong, uitgave van de Historische Vereniging van Alphen aan den Rijn.
(vervolg van het verhaal bij vader Phillipus)
Uit het huwelijk van Dirk met Gerrarda Jongeneel werden tien kinderen geboren, acht zonen en twee dochters. Van de oudste vijf zonen worden er drie opgeleid voor de scheepscouw en twee voor de motorenbouw, omdat Dirk reeds toen voorzag wat de motor voor de scheepsbouw zou gaan betekenen. De zesde zoon (Willem) werd arts te Dirksland en de zevende zoon (Dirk) werd directeur van een Steengaasfabriek te Twello. Dirk stelde dus eerst zijn opvolging zeker; de jongste zonen mochten zelf een beroep kiezen. Hieruit blijkt wel dat hij een persoonlijkheid was met een vooruitziende blik. Hij was in de omgang echter geen gemakkelijk heerschap, maar wel een gelovig mens.
Dirk richtte zich vanaf 1887 niet alleen op de ijzeren scheepsbouw, maar zocht ook nieuwe afnemers: de binnenschippers. Hij bouwde zijn eerste ijzeren tjalkschip, boeier en schoener; in 1897 gleed de eerste motorboot het water in. Het werk groeide en in 1898 - hij had toen 40 man personeel - trok hij een werfbaas, Jelle Camminga, aan. Zelf richtte hij zijn aandacht op de commerciële aspecten van de bedrijfsvoering. Vanuit Noord-Holland kreeg hij veel werk en Dirk heeft er zelfs over gedacht om zijn bedrijf naar de Zaan te verplaatsen.
Het bedrijf groeide en groeide. Het kreeg in 1900 zijn naam "De Vooruitgang" waarmee deze groei werd aangegeven. In 1908 waren er geen uitbreidingsmogelijkheden meer op Gouwsluis en daarom kocht Dirk van de firma D. Mijs & Co. een scheepswerf in het dorp, aan de Wilhelminastraat, die hij "De Industrie" noemde.
Op scheepswerf "De Industrie" werden aanvankelijk alleen reparaties uitgevoerd, onder leiding van de oudste zoon van Dirk, Philippus, geboren in 1884. Het was een ouderwetse werf met een groothelling die met handkracht moest worden bediend. In 1912 werd voor ƒ 30.000,- een betonnen dwarshelling van 60 meter aanbesteed, die zou worden voorzien van een 30 pk ruwoliemotor; een paar jaar later werd de werf gemoderniseerd. Op de reparatiewerf werd relatief minder verdiend dan aan nieuwbouw, maar deze werf was zeer nuttig in tijden van malaise die de conjunctuurgevoelige scheepsbouw steeds ondervond.
Tot de Eerste Wereldoorlog bouwde Boot alleen binnenschepen. Werd in 1908 ruim 2.000 ton aan afgeleverde schepen geproduceerd, in 1913 werd het record van 16.000 ton bereikt. Hiervan bestond 10.000 ton uit sleepschepen, een scheepstype met veel waterverplaatsing en met betrekkelijk lage bouwkosten. Sleepboten en vissersschepen waren in taonnage minder groot, maar vroegen meer arbeid en materieel en brachten dus ook relatief hogere prijzen op.
De Eerste Wereldoorlog gaf een schok in het bedrijf. De opdrachten bleven uit en de dienstplicht onttrok vele werknemers. Toen duidelijk werd dat Nederland niet in de oorlog betrokken werd, viel er op zee veel te verdienen. Iedere Hollander die de gevaren van mijnen en onderzeeboten durfde te trotseren, kon goud geld verdienen; dit gold zowel voor de vissers, als voor de vrachtvaarders. De werven aan de kust werden met opdrachten overladen, maar konden de vraag niet aan. Dirk Boot zag een gat in de markt en begon zeewaardige schepen te bouwen. In 1916 liep de eerste visserslogger van de helling. In 1917 de eerste driemastschoener, het "Zwolschediep". Dit waren nog zeilschepen, al dan niet van een Industrie-hulpmotor voorzien. Daarnaast werden forse zeevrachtboten gebouwd, zelfs één van 700 registerton - het grootste zeewaardige schip dat ooit door Boot geleverd werd - en voorts motorbarges, de voorloper van de coaster.
Ook de reparatie-afdeling kreeg tijdens de oorlog heel veel werk te doen. In 1916 werd de helling van "De Industrie" vergroot om deze ook geschikt te maken voor de steeds groter wordende schepen.
Midden in de oorlog trok Dirk Boot zich op 57-jarige leeftijd uit de zaken terug. Met vertrouwen kon hij het bedrijf aan zijn zonen overdragen. Philippus stond aan het hoofd van de scheepswerf "De Industrie"; Jacobus (1887) en Gerrit (1889) leidden samen "De Vooruitgang" en Johannes (1886) was de directeur van de motorenfabriek "De Industrie".
Dirk zou tot zijn dood in1922 ouderling van de Hervormde Kerk in Alphen aan den Rijn blijven. Ook heeft hij de gemeentes Alphen en Alphen aan den Rijn vele jaren als raadslid gediend.
(vervolg van dit verhaal bij zoon Johannes)
|