Aantekeningen |
- Gysbertgen en Helmert worden genoemd als één van de zeven erfgenamen van Frans van Triest, schout van Woudenberg en Jannichen Fransdochter, echtelieden, in het testament dat zij op 18 Mrt 1635 laten opmaken. Op den duur zullen zij erven: de helft van het erf "Groot Rumelaar" onder Woudenberg plus nog drie nader omschreven stukken land daar in de buurt.
Op 19 Jan 1641 geeft Goort Thonisz, wonende tot Leusden volmacht aan Frans van Triest om namens hem te compareren voor de thinsheer van het huis Natewisch (onder Amerongen) om daar te transporteren ten behoeve van Helmert Fransen en Gisbertgen van Triest zijn huysvrouw een erf genaamd Cleijn Rumelaar en om te bekennen dat de kooppenningen betaald zijn. Op de bijbehorende lijst van thinsen, opgesteld in 1644 staan: "Helmert Fransz van de helft van Cleyn Rumelaar (vorders Gisbertgen". Op 3 Juni 1644 transporteert Frans van Triest, oud schout van Woudenberg, als gevolmachtigde van Goort Thonisz, wonende Leusden, te behoeve van Gisbertgen Frans van Triestdochter, weduwe van Helmert Fransen "het halve erf en goet gelegen int Wout int oude gerecht van Amerongen, genaempt Cleijn Rumelaar", ten oosten het erf Doijenstok, ten zuiden van Landaes en ten westen een erf dat ook Rumelaar heet. In een eerste aanvullend testament van Frans van Triest op 27 Apr 1648 vermaakt hij nog aan Gijsbertgen enig land te Zeldert. In een tweede aanvullend testament op 5 Mei 1648 de helft van vier morgen in de Caneel van Woudenberg.
|