Aantekeningen |
- Van Sophia van Wouw huurde hij de boerderij Hodenpijl (nu de Levende Buitenplaats). Uit een contract van 5 februari 1678 blijkt dat Jacob Abrahamsz. Luchtigheijt het volgende van haar pachtte: ‘seeckere wooninge, huysinge, stallinge, schuyr ende bergen met twee ende dertich mergens soo wey- als hoylandt’. Het bezit was dus met bijna negen morgen gegroeid. Twee morgen land mocht hij in mindering brengen, omdat ze door de verpachter gebruikt werden. Het betreft onder meer de tuin, de boomgaard en de singels. Voor elke morgen moest Jacob Abrahamsz. Luchtigheijt jaarlijks 23 gulden betalen. Bovendien moest hij elk jaar drie kinnetjes boter (1 kinnetje is ca. 40 kg) in Den Haag afleveren, de helft in mei, de andere helft in de herfst. Uit de overeenkomst blijkt dat er naast de bouwmans woning een buitenplaats op het erf stond. De pachter moest het erf en de laan altijd schoonhouden. Gedurende de maanden mei, juni, juli en augustus dienden het erf en het plein voor het huis afgesloten te worden. Er mocht geen vee rondlopen en het vuilnis moest verwijderd zijn. In die periode kon de familie Van Wouw met gasten uit de stad op het buiten vertoeven.
Jacob Abrahamsz. Luchtigheijt trouwde op 30 mei 1677 met Martge Walingsdr. Groenheijde. Zij was een zus van Trijntge Walingsdr, de moeder van de dichter Hubert Korneliszoon Poot. Jacob ondertekende het huurcontract overigens met een merk, omdat hij niet kon schrijven. Zijn vader Abraham Gerritsz. Luchtigheijt en zijn zwager Bastiaen Walingsz. Groenheijde stonden borg voor hem. Zij tekenden wel met hun naam. Jacob Abrahamsz. Luchtigheijt stierf op 19 oktober 1687, waarna er een inboedelinventaris werd op- gemaakt. Op de boerderij van Ho- denpijl waren 35 koeien – de meeste roodbont – een stier, zes kalveren en een paard. Veel koeien droegen een naam, zoals ‘de groote grimel’ (grimmeld is gevlekt), ‘de jonge piet hein’ en ‘de gaeggenaer’. Volgens de opgave was er twintig voer hooi in de opslag (een voer is zoveel als door een paard op een kar getrokken kan worden). Daarnaast lag er drie morgen haver op zolder en in de barg en drie morgen gedorst haver op zolder. Het ging dus nog steeds om een boerenbedrijf, waar de veeteelt – en dus het boter- en kaasbedrijf – voor het grootste deel van het inkomen zorgde. In de lijst met gereedschappen worden hiervoor allerlei hulpmiddelen genoemd, zoals een kaaspers, kaasvaten, een karn, melkemmers en melkmouwen (bakken voor melk en boter). De boerderij is verdeeld in de volgende ruimtes: een stal, een schuur, een grote kamer, een woonkeuken (met bedsteden), een kelder, een meidenkamer en een achterzolder met een of meer bedden (mogelijk de knechtenzolder). In 1690 hertrouwde Martge Walingsdr. met Cornelis Uijttenbroek, die nog geruime tijd pachter is geweest.
|