Aantekeningen |
- Ook: van der Tuuk en van 't Zandt
Gerardus van der Tuuk was lid van de ’particuliere ambten van de provincie van Stad en Lande voor den Jare 1794. Een van de Ommelander ambten was: ‘De Heeren gecommiteerde Raaden der Ommelanden tusschen de Eems en Lauers, no. 2 De E. Gerhardus van der Tuuk.’
Gerhard van der Tuuk en Swaantje Bonthuis namen de boerderij ‘de Delt’ of ‘de Delthe’, genoemd naar het watertje dat er langs stroomt, nu de Usquerder-maar (een zogenaamde provincie-plaats) in 1746 over van Cunje, Aaltje en Timen Jeltes. In 1767 kochten ze het eigendom van de provincie. Toen beiden in december 1796 overleden werd de boerderij overgenomen door hun zoon Pompeus van der Tuuk en zijn vrouw Nieske Simons. Na hun overlijden in respectievelijk 1826 en 1823 werd de boerderij overgenomen door hun dochter Swaantje van der Tuuk, die in 1819 met Jacob Everts Elema was getrouwd. Nadat Swaantje in 1826 was overleden zette Jacob Everts de boerderij voort, samen met zijn zwager Simon Pompejus van der Tuuk. In 1841 verkochten zij de boerderij aan Jan Siemons Nienoord en zijn vrouw Koopke Duurts. De boerderij bleef tot 1937 in handen van de familie Nienoord.
Op dit moment is de boerderij een gerenommeerd fokbedrijf: De Delthe, gelegen aan de Stitswerderweg 32 in Stitswerd.
Gerhardus en Swaantje stierven vlak na elkaar, hetgeen op hun grafschriften is terug te lezen:
“Anno 1796 den 5 December is de E. Gerard van der Tuuk, woonachtig te Kantens bij den Delft in den ouderdom van 80 jaaren en bijna 1 maand in den Heere gerust in hoope van een zalige opstandige alleen door Jezus Christus.
Ik was landman en ook tevens
Ouderling van Jezus Kerk
Hoog bejaard deed ‘t eind mijns levens
Mij ontkluisteren van mijn werk
Nu ben ik hier ter rust geleid
En verwagt de Zaligheid.”
“Anno 1796 den 13 December is de Eerbare Zwaantje D. Bonthuis, huisvrou van G. van der Tuuk, woonachtig te Kantens bij den Delft in de ouderdom van 78 jaaren en bijna 1 maand in de Heere overleden in hope van een Salige opstandige alleen door Jezus Christus.”
“Mij is zeven en vijftig Jaaren
En bijna elf maanden met mijn man
‘Zoet en ‘t Zuure wedervaren
En nou agt dagen was van
mijn zijde afgenomen
Of ik moest hier bij hem koomen.”
|